|
|||
Toen ik die zelfde namiddag met gesloten ogen in de zon zat, vroeg Malinche, die naast mij geknield met het jong speelde, of ik het zo goed vond. De warmte, het licht, de juiste snelheid van het bloed, de juiste traagheid van de wereld: hoe kon ik anders dan ja zeggen? Maar ik had ontkennend geantwoord, ik betwijfel niet dat Malinche de zon voor mij verbeterd zou hebben. In de zekerheid van haar invloed op de planeten voelde ook ik mij tot een voetkus bereid. Bij het ontwaken na de siësta - met fluitmuziek van de urenbezweerder magischer dan ooit - vroeg ik mij met de diepste verwondering opnieuw af: waartoe dient deze volheid van het licht? Is zij bruikbaar voor een andere intensiteit, in ons bloed, in onze gedachten? Ja, dit licht is voelbaar en streelbaar als Malinches borsten. Het draagt de boodschap van een volle, zachte wereld. Herman Portocarero, De voornamen van de
maan, p.60
|
|||